Kerstfeest (1)

 

Tijdens de kerstdagen (25 en 26 december) staat de geboorte van het kindje Jezus centraal, maar ook wel de gebeurtenissen direct erna. Dit is te lezen in Mattheüs 1:18-25, hoofdstuk 2 en Lucas 1:26-56 en 2:1-38. Deze gedeelten zijn de basis van dit artikel. Min of meer heb ik geprobeerd het op chronologische volgorde te schrijven. 

 

Met Lucas 1 vers 26 begint de geschiedenis van Jezus. Zijn moeder Maria krijgt bezoek van de engel Gabriël. Hij vertelde haar, ondanks dat ze maagd was, dat ze zwanger zou worden van een zoon, de Zoon van de Allerhoogste.  Doordat ze nog geen gemeenschap had met Jozef, met wie ze in ondertrouw was, vroeg ze hoe ze zwanger zou worden. Gabriël vertelde dat dit zou gebeuren door de Heilige Geest. Hij vertelde haar ook dat haar nicht Elizabeth zwanger was ondanks haar hoge leeftijd. 

 

Vrijwel direct na het bericht van Gabriël gaat Maria naar haar nicht Elizabeth. Waarschijnlijk om bij haar het goede nieuws te zien, maar ook om haar eigen goede nieuws te vertellen. Ze blijft hier 3 maanden, mogelijk tot en met de geboorte van Johannes de Doper.

Hoe Maria er is gekomen en met welke route is niet duidelijk. Rechtstreeks kon niet omdat het vijandige Samaria er tussen lag.

Vanaf Mattheüs 1 vers 46 volgt een gedeelte wat we nu betitelen als de lofzang van Maria.

 

In Mattheüs 1:18-25 staat de geschiedenis van het feit dat Jozef er achter komt dat zijn ondertrouwde vrouw Maria zwanger is. Dit komt niet door hem en om die reden wil hij haar onopgemerkt verlaten, omdat hij rechtvaardig was en Maria geen schade wilde toebrengen. 

In een droom maakte een engel hem duidelijk dat Maria zwanger was door de Heilige Geest. Uit vers 21 blijkt dat Jozef te horen kreeg dat het de Zaligmaker zou zijn die geboren zou worden. Door de geboorte van Jezus zou er een profetie in vervulling gaan die we kunnen lezen in Jesaja 7:14 en ook in vers 23. Door deze droom nam hij Maria bij zich als zijn vrouw en hij had er geen gemeenschap met  haar. Hij gaf de baby de naam Jezus.

 

Uit de eerste 5 verzen van Lucas 2 blijkt dat keizer Augustus een volkstelling wilde houden en dat was niet de eerste keer. Uit bronnen blijkt dat hij dit veel vaker had gedaan. Ook was dit niet de eerste keer in Israël, maar wel de eerste keer dat Cyrenius stadhouder was over Syrië. De grootste reden van deze volkstelling had te maken met de belasting die betaald moest worden aan de keizer. Op basis van het aantal mensen in het Romeinse rijk was duidelijk hoeveel geld er binnen kwam.

Iedereen naar de geboorteplaats van de man van het gezin. Jozef en de zwangere Maria moesten dus van Nazareth naar Bethlehem. Hoe ze die reis hebben gedaan, is onbekend. Daar schrijft de Bijbel niets over. 

 

In de twee verzen er na wordt duidelijk dat Jozef en Maria noodgedwongen onderdak hebben gekregen in een stal. Het zou ook een deel van een huis kunnen zijn geweest omdat dit ook wel werd gebruikt als een stal. Het kan ook een grot zijn geweest omdat dit ook wel als een stal werd gebruikt. In de herberg was geen plek meer. Door de hele volksverhuizing stroomde Bethlehem vol en nergens anders was er plek voor hen dan in die stal.

Daar beviel Maria van Jezus. Dit was haar eerste kindje. Gewikkeld in een doek legde ze Hem in een kribbe (Voederbak). 

Of er dieren bij aanwezig waren meldt de Bijbel niet. Dat er dieren waren is wel waarschijnlijk.

 

Van vers 8 tot en met 20 gaat het over de herders die de geboorte van Jezus hoorden van een engel. Ze waren bij de schapen in het veld om ze te beschermen tegen de roofdieren. De engel die kwam was een engel van de Heere wat niet perse de Engel des Heere hoeft te zijn.

Hij stelde de herders gerust met de mededeling dat de Christus was geboren in de stad van David. (Dat is Bethlehem) Ze zullen het kindje vinden in doeken gewikkeld in een kribbe.

Nadat de engel dit verteld had kwamen er nog meer engelen bij. Met elkaar zongen ze een lied. In de kerken van nu hebben ze daar een lied van gemaakt wat het ‘Ere zij God’ wordt genoemd.

Na dit alles gaan de herders op weg en vinden Jozef, Maria en Jezus in de stal.

Het wonderlijke aan dit stukje is dat de engel naar herders gaat en niet naar koning Herodes of naar keizer Augustus. Hieruit blijkt al dat Jezus als gewoon mens naar de aarde kwam en nies had met rangen en standen. Hij kwam voor diegenen die hem nodig hadden als Geneesheer voor wie ‘ziek’ waren. 

 

In Lucas 2:21 wordt beschreven dat Jezus werd besneden. In de Nederlandse vertaling lijkt het er op dat er na acht dagen de besnijdenis plaats vond, maar dit komt niet overeen met de grondtaal. Het was op de achtste dag. (Leviticus 12:3)

Ondanks dat Maria het al  te horen had gekregen van de engel Gabriël (Lucas 1:31) wordt bij de besnijdenis duidelijk gemaakt dat het kindje Jezus zou gaan heten.

De besnijdenis vond mogelijk plaats in een zaal van de synagoge.